Veel budget was er destijds bij de oprichting in de jaren ’50 natuurlijk nog niet. Getuige het onderstaand artikel. De eerste zorgen gingen naar de kledij. Dat kostte geld en bovendien was het de bedoeling om een niet te veel gebruikte kleur in de regio te kiezen…. Waarom kopen, niet vragen, dachten ze toen. Van het één kwam het ander. En onder impuls van Gerard Princen werden het paarswitte Anderlecht en het al even paarswitte Beerschot aangeschreven met de vraag of zij geen truitjes op overschot hadden. Groot was de verbazing toen Beerschot snel antwoordde, met truitjes, geen tweedehands, maar zo goed als nieuwe.
Ook de wereldexpo speelde een rol. Daar werden de materialen voor de kleedkamers gehaald. En voor het clubhuis. Een clubhuis wat niet alleen dienst deed als cafetaria maar ook als vergaderlokaal. Waardoor de onafhankelijkheid van de club gegarandeerd was.
Mooie verhalen toch. Misschien zijn er wel lezers die nog meer in detail kunnen treden of kanttekeningen kunnen maken.