Bij veel vliegvelden was er in de buurt een dummy-vliegveld. Dus ook Brustem had er één. En dat lag in de velden in de driehoek Wilderen-Stayen (Volmolen)-Duras. Het deed dienst als zgn. “schijnvliegveld” in het verweer van de Luftwaffe tegen de geallieerde bommenwerpers. ‘Maendagboekje’ van destijds maakt ons een stuk wijzer. We citeren letterlijk uit dit geweldig naslagwerk. Een verborgen stukje geschiedenis…..
Alles nep, behalve bewakers waren echte ‘Duitsers’
De bedoeling van dit schijnvliegveld was misleiding: De geallieerden in de waan brengen dat ze boven het ‘echte vliegveld’ aangekomen waren, zodat ze hun bommen op het schijnvliegveld zouden strooien in plaats van op de werkelijke basis een vijftal kilometer verderop. Zulke nepvliegvelden ( ‘Attrappen’ ) bootsten zo getrouw mogelijk de verderop gelegen Fliegerhorst na, met houten ( en sterk op de originele metalen toestellen lijkende ) nepvliegtuigen, en met houten ( i.p.v. betonnen ) neploodsen. Voor het bewakingspersoneel werd er naast een enkele legerbarak ook een bunker voorzien. Die bunker diende als schuiloord ( voor in geval van toch een bommenaanval e.d. ), als commandopost(je), en als telefooncentrale en -verbinding met de hoofdmacht.
Duitsers wilden geallieerden misleiden
De inplant van het schijnvliegveld was belangrijk, uiteraard in de aanvliegroute van de geallieerde toestellen naar het reële vliegveld ( In SintTruiden ten noordwesten van Brustem ), niet té ver van het originele vliegveld vandaan ( want indien te ver verwijderd, hield meteen de schijn op ), en liefst gelegen in een vergelijkbare omgeving. Als we een ‘stafkaart’ van grondgebied GrootSint-Truiden ter hand nemen, merken we een tamelijke gelijkenis op van de site in Brustem met het landschap begrepen tussen Wilderen, Duras, en… Volmolen. Dit fenomeen was de bezetter niet ontgaan, tevens werd hier aan alle overige voorwaarden voldaan, en zodoende verscheen het schijnvliegveld voor Fliegerhorst 309 in dit ‘Wilders’ veld.
Vier startbanen
De Duitsers zetten een viertal geschilderde ( gekalkte? ) startbanen op het terrein uit, richtten houten loodsen erlangs op, en reden de nepvliegtuigen voor. Een bunker(tje), neergepoot randje Volmolen, maakte het circus kompleet. De gealarmeerde eigenaar van deze landerijen stond totaal machteloos tegenover dit optreden ( het was ook geen scoutsgroepje, dat daar wat stond te sjorren… ) maar hij slaagde er toch in om ergens in september 1941 stiekem wat foto’s te maken van de gepleegde ingrepen ( Met het oog wellicht op een tegemoetkoming van zijn verzekering, achteraf, na de oorlog… ).
Irene de Dzjat
Soldaten waren er ook. Van vlees en bloed. Vriendelijke kerels zelfs , waarvan er een aantal de ‘Grooten Oorlog’ 1914 – 1918 ook al hadden meegemaakt, en daarvan uitgeblust waren thuisgekomen. Zij kwamen zich regelmatig bezatten thuis tegenover, in het café bij Jeanne Smets (achteraf nog uitgebaat door “Irène de Dzjàt” ). Na een ietsje te veel ‘bàbbelnoat’ ( de wittekes of de pintjes ) genoten te hebben, begonnen de heren roze olifantjes of pissende engeltjes te zien, en dan kwamen de tongen los. Zij hadden helemaal geen vertrouwen in Hitler, méér nog, ze lieten zich vrij laatdunkend uit over hun Führer en zijn Dritte Reich, en ze toonden zich heel defaitistisch over de ontknoping van de aan gang zijnde oorlog: “ Dit loopt net af zoals in 14-18! “ …meenden ze, en daarmee was dan alles gezegd.
(Bron en zwartwitfoto ’t Maendagboekje)